Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Salomo dan [49]verdreef Abjathar, [50]dat hij des HEEREN priester niet ware, [51]om te vervullen [52]het woord des HEEREN, hetwelk Hij over het huis van Eli te [53]Silo gesproken had. 49. Niet dat Salomo hem van zijn priesterambt eigenlijk heeft afgezet, want hij was reeds bij het leven van David, om zijn misdaad tegen de koninklijke majesteit begaan, afgezet, toen Zadok in zijn plaats gezalfd werd, 1 Kron.29:22, maar hij heeft hem verdreven, dat is gebannen in zijn huis te Anathoth, waaruit noodzakelijk moest volgen dat hij het priesterambt te Jeruzalem niet kon bedienen; zijnde ook als politiek dood. 50. Hebreeuws, van den Heere, of des Heeren priester te zijn. 51. Hetwelk wel aldus van Salomo geschied is, maar door het verborgen beleid des heren, waarop Salomo misschien op dien tijd niet heeft gedacht. Zie de voorzeggingen dezer vervulling 1 Sam.2:33, en vergelijk Matth.13:35, en Matth.27:9; Joh.12:38, en Joh.19:24, welke plaatsen aanwijzen dat de profetieen Gods zeer dikwijls door de mensen buiten hun weten vervuld worden. 52. Namelijk dat het huis van Eli, hetwelk van Ithamar afkomstig was, van het hogepriesterambt verstoten zou worden, en een ander huis in zijne plaats zou komen. Hetwelk vervuld is in Zadok, die uit het geslacht van Eleazar voortkomstig was. Zie 1 Sam.2:35, en vergelijk Ezech.44:15. 53. Een stad in den stam van Efraim, waar de ark des Heeren langen tijd geweest is; Joz.18:1; Richt.21:19; Ps.78:60.